Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [6]wij zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men [ons] verdelge, dode en ombrenge. [7]Indien wij nog tot knechten en tot dienstmaagden [8]waren verkocht geweest, ik zou gezwegen hebben, ofschoon [9]de onderdrukker [10]de schade des konings geenszins zou kunnen vergoeden. 6. Te weten, van Haman aan u, voor een grote som gelds. Het schijnt dat Esther ziet op het aanbod van het geld, hetwelk Haman gedaan had. Zie boven, hfdst.3 vs.9, en hfdst.4 vs.7. 7. Of, och of wij tot, enz. 8. Te weten, tot profijt des konings. 9. Anders, de onderdrukking; [dat is, het profijt, dat van de onderdrukking zou komen] niet zou kunnen vergeleken worden met de schade des konings. 10. Esther geeft hiermede te verstaan dat de koning groot profijt van de Joden genoot, te weten, vanwege de schattingen, die zij moesten betalen; en zij zegt dat de schade, die de koning door het verdelgen der Joden in al zijn koninkrijken lijden zou, zo groot zou wezen, dat Haman met zijn tien duizend talenten zilvers [boven, hfdst.3 vs.9] dezelve niet zou kunnen vergoeden.